

Osinga gaf les toen in het atelier van Schönfeld dat zich in de Sint Jacobsstraat bevond. Een zijstraat van de Nieuwendijk. De straat liep af maar haar atelier bevond zich op de hoogste etage van een oud huis. Het huis is inmiddels gesloopt. De straat is ingrijpend veranderd. De enige tastbare herinnering die ik eraan heb zijn mijn eigen modeltekeningen - tweeënhalf uur werken aan een tekening - maar daar staat het interieur niet op. Schönfeld heeft zelf ook tekeningen gemaakt van dit pand: prachtige potloodtekeningen tijdens de sloop van dit atelier.
Toen was het dus voorgoed voorbij. Het atelier zoals ik me dat herinner is vooral groot, het staat vol met tafels, er zijn trapjes, er is een bovenlicht (de ruiten zijn vuil), overal de geur van hout, olieverf, veel ezels, en stapels papier. Ik denk er met weemoed aan terug. Op de website van Wendolien Schönfeld kun je de tekeningen van de sloop van dit atelier bewonderen. Maar ik dwaal af, terug naar de pasteltekeningen van Quispel.
Trouwens, merkte een bezoekster tijdens de opening op, het wit is nooit helemaal wit. En dat klopt. Het lijkt wit tegen de achtergrond die vaak wat aan de donkere kant is. Mij deed het wel wat denken aan werk van de Haagse school en dan met name aan twee schilders, namelijk Johan Hendrik Weissenbruch en Paul Gabriël.



In de tekening van Quispel krijgen ze een heel andere betekenis. Het rood krijgt ritme, niet alleen in de borden van Peter Stel maar ook in de details van het ronde verkeersbord, het schrikhek, de rode lappen van een marktkraam.
Er lopen mensen, een vrouw in het wit poseert (daar lijkt het tenminste op), zelfs het busje van Janjte de Poelier lijkt te poseren. En dan de haaientanden die de opmaat vormen voor dit levendige tafereel.
Zo heb ik deze markt nog nooit bekeken. Er lopen mensen, een vrouw in het wit poseert (daar lijkt het tenminste op), zelfs het busje van Janjte de Poelier lijkt te poseren. En dan de haaientanden die de opmaat vormen voor dit levendige tafereel.